De grootste investering in 100 jaar: waarom Stellantis Europa de rug toekeert

In dit artikel:

Stellantis — het moederbedrijf van merken als Peugeot, Jeep, Fiat, Opel en Dodge — trekt grootschalig naar de VS: ongeveer 12 miljard euro (ongeveer 13 miljard dollar) in vier jaar. Met die middelen wil het bedrijf de Amerikaanse productie met zo’n 50% opschalen, vijfduizend directe banen creëren en naar schatting nog eens tot twintigduizend indirecte arbeidsplaatsen bij toeleveranciers stimuleren.

De investering omvat nieuwe modellen, fabrieksuitbreidingen en modernisering van productielijnen in staten als Illinois, Ohio, Michigan en Indiana. Concreet wordt de fabriek in Belvidere (Illinois) heropend voor Jeep Cherokee en Compass, krijgt Ohio een productielijn voor een middelgrote pickup die in 2028 moet verschijnen, en werkt Stellantis in Michigan en Detroit aan nieuwe SUV- en family-vehicles, waaronder een nieuwe Dodge Durango. Topman Antonio Filosa noemt het een strategische herovering van de Amerikaanse markt en zegt: “We willen groeien met producten die in Amerika worden gebouwd.”

De timing valt op: terwijl in de VS wordt geprofiteerd van stimulerende industriepolitiek — met importheffingen en fiscale prikkels die lokale productie aantrekkelijk maken — stagneert de vraag in Europa. In Frankrijk en Italië staan fabrieken tijdelijk stil (bijvoorbeeld in Poissy en Pomigliano). Dat benadrukt het risico dat Europa niet alleen banen verliest, maar ook toeleveringsketens, R&D en innovatie die vaak in landen als Duitsland en Nederland zijn verankerd.

De stap van Stellantis sluit aan bij een bredere trend waarin autofabrikanten zich richten op markten met voorspelbaar en actief industrieel beleid, zoals de VS en China. Stellantis wil in 2029 vijf nieuwe in de VS gebouwde modellen in het gamma hebben, deels hybride, deels elektrisch. Voor Europa resteert de vraag of beleid en investeringsklimaat voldoende zijn om deze verschuiving tegen te gaan.