Deze auto's waren hypermodern voor hun tijd - Citroën DS vs. NSU Ro 80

zaterdag, 16 augustus 2025 (15:49) - AutoWeek

In dit artikel:

In de jaren zestig, toen optimisme en toekomstgeloof automakers ruimte gaven om radicaal te ontwerpen, brachten Citroën en NSU elk een opvallende, vooruitstrevende middenklasserepresentant: de Citroën DS (hier een DS 21 uit 1966) en de NSU Ro 80 (productieversie vanaf 1967, hier uit 1968). De twee auto’s tonen hoe verbeeldingskracht en techniek toen konden leiden tot auto’s die er nog steeds futuristisch uitzien.

Achtergrond en ontwerp
- Citroën DS: Gelanceerd in 1955, ontworpen door Flaminio Bertoni met techniek van Paul Magès, zette de DS standaard met zijn gestroomlijnde koetswerk en een volledig hydropneumatische vering. Veel besturingselementen (remmen, sturen, schakelen) werden hydraulisch ondersteund; het motorblok was echter afgeleid van de oudere Traction Avant. De DS combineerde comfort en technologische durf en bleef in productie tot 1975.
- NSU Ro 80: Ontworpen door Claus Luthe en bedoeld als entree in de hogere middenklasse, viel de Ro 80 op door zijn wigvorm, ruime zicht dankzij slanke A-stijlen en moderne techniek zoals onafhankelijke wielophanging rondom, McPherson-voorpoten, stuurbekrachtiging en schijfremmen rondom. Het echte technologische speelveld was de keuze voor de Wankel-rotatiemotor van Felix Wankel — een compact, hoogtoerig motorconcept zonder zuigers, waarmee NSU hoge prestaties en soepelheid nastreefde. De Ro 80 werd in 1967 uitgeroepen tot Europese Auto van het Jaar.

Rijervaring en ergonomie
- Comfort: Beide auto’s bieden voortreffelijk zit- en rijcomfort. De DS voelt zeer zacht en drukt je in weelderige, hoge zitplaatsen; de Ro 80 heeft steviger maar nog steeds comfortabele kuipstoelen en een lager zitniveau. Beide bieden royale achterbanken.
- Starten en motorkarakter: Het starten van de DS is kenmerkend door het wachten tot de hydrauliek op druk is; de Wankelmotor van de Ro 80 produceert een opvallend metallic, bijna tweetaktachtig geluid en klimt snel in toeren. De Ro 80 voelt levendiger en directer in acceleratie — hij trekt al onder de 2.000 tpm goed aan en komt het beste tot zijn recht bij hogere toerentallen — terwijl de DS trager, meer gedoseerd accelereert.
- Transmissie en bediening: De Ro 80 had een drietraps semi-automaat (dogleg eerste versnelling), met een forse pookslag; de DS was aanvankelijk met semi-automaat leverbaar en later ook met hand- en volautomaat. De DS-koppeling is licht en intuïtief, de schakeling op de test-DS wat hakerig na montage van een vijfbak.
- Stuur en remmen: Beide auto’s hebben bekrachtigde besturing; de DS heeft variabele bekrachtiging en voelt lichter bij lage snelheden. Remmen van de DS zijn zeer gevoelig (weinig pedaalweg), terwijl de Ro 80 met vierschijfsremmen sterk en modern remt; NSU plaatste de voorschelpen tegen het differentieel om onafgeveerd gewicht te besparen.

Techniek, problemen en productie
- Kengetallen: De Ro 80 had ongeveer 115 pk uit een tweeschijfs rotatiemotor, topsnelheid circa 180 km/u, 0–100 km/u in ~13 s. De DS 21 leverde circa 104 pk, topsnelheid ~178 km/u, 0–100 km/u rond 14–14,5 s. Gewicht en afmetingen lagen in dezelfde orde.
- Betrouwbaarheid en reputatie: De DS kende ook technische uitdagingen (hydrauliek en oxidatie van olie) maar Citroën reageerde met technische oplossingen. De Ro 80 kreeg ernstige kinderziektes met afdichtingen van de Wankelmotor; NSU reageerde met royale garantie-aanspraken (o.a. 30.000 km garantie), maar reputatieschade en hoge garantieclaims leidden tot financiële problemen. NSU werd uiteindelijk door Audi en later Volkswagen ingelijfd; de Ro 80-productie stopte in 1977 en betekende feitelijk het einde van NSU als zelfstandige autofabrikant.
- Verkoop en nalatenschap: Citroën produceerde tussen 1955 en 1975 ruim 1,33 miljoen DS’s; NSU bouwde circa 37.400 Ro 80’s (1967–1977). De DS werd en blijft populairder als klassieker; Ro 80’s zijn zeldzamer maar prijstechnisch veel minder geëxplodeerd.

Eindoordeel en context
De test concludeert dat de NSU Ro 80, ondanks zijn reputatieschade, verrassend dicht bij of zelfs gelijk aan de DS komt qua comfort en rijgedrag, terwijl de Ro 80 minder complex in opzet en dynamischer aanvoelt door de rotatiemotor — in de vergelijking werd de NSU daarom als winnaar aangeduid. Historisch en commercieel won de DS echter: veel grotere productieaantallen, een sterkere iconische status en hogere klassiekerwaardes. Beide auto’s blijven archetypen van zestigjarige durf: Citroën met ultracomfort en hydraulische genialiteit, NSU met aerodynamica en een gedurfde, maar problematische motorinnovatie.