Deze vijfdeurs hatchbacks zorgden voor een revolutie in de middenklasse - Renault 16 vs. Austin Maxi
In dit artikel:
Zestig jaar geleden zette Renault met de 16 een koerswijziging in de middenklasse door een vijfdeurs‑configuratie in te voeren waar sedans met aparte kofferruimte de norm waren. De 16 (geïntroduceerd 1965, Auto van het Jaar 1966) maakte de hatchback wereldwijd plausibel voor die klasse dankzij een slim ontworpen fastback‑achtige carrosserie, slimme binnenindeling en praktische laadmogelijkheden. Vier jaar later speelde de Austin Maxi op de Britse eilanden een vergelijkbare rol: een middenklasser met vijfde deur, maar ontstaan binnen een ander industrieel en bestuurlijk klimaat dat de Maxi uiteindelijk minder gunstig beïnvloedde.
Achtergronden en ontwerp
Renault had al eerder in de jaren zestig succes geboekt met vijfdeurspraktijken bij de kleinere R3/R4‑familie; de stap om dat concept in 1965 ook op de middenklasse toe te passen was gewaagd maar doelbewust. Ontwerpers Gaston Juchet en Philippe Charbonneaux leverden een koetswerk dat niet op een stationcar leek en toch functioneel bleef: een grote achterklep die de laadruimte aanzienlijk vergrootte, ruime glaspartijen voor uitstekend zicht en onafhankelijk geveerde wielophanging met torsiestaven voor een comfortabele wegligging. Het model was technisch vooruitstrevend, met vóórin geplaatste motoren en in de topuitvoeringen zelfs automatische transmissies die elektronica gebruikten.
In Groot‑Brittannië was er een traditie van fastbacks, maar meestal zonder een echte vijfde deur. De Maxi stamt uit het ADO‑ontwikkelingsproces van BMC/British Leyland en was aanvankelijk bedoeld als opvolger/concurrent voor modellen als de Cortina en de ADO16‑familie. Door fusies en reorganisaties veranderde de strategie: de Maxi werd hoger in het gamma gepositioneerd, kreeg revisies aan neus en interieur (werk van Roy Haynes) en ging door een vertraagd ontwikkeltraject. De naam “Maxi” werd gekozen ter gelegenheid van tien jaar Mini; het model werd in 1969 het eerste onder de British Leyland‑vlag.
Techniek en gebruiksgemak
De Renault 16 onderscheidde zich door een hoge zitpositie, royale glasoppervlakken en comfortabele stoelen; het dashboard was overzichtelijk met vier klokken en een kolomschakeling die de vloer vrijhield. De achterklep opent tot net boven de achterlichten; de achterbank is flexibel op te klappen of te verwijderen, zodat bagageruimte naar behoefte kan groeien. Mechanisch gaf de motor een levendig, direct gevoel, de besturing was bij lage snelheid zwaar maar op snelheid licht en koersvast, remmen en koppeling werkten precies — de 16 blijft daardoor prettig te rijden en modern aandoen voor zijn tijd.
De Austin Maxi biedt eveneens goed zicht en een ruim interieur, maar het basisgevoel is anders: een lage zit die doet denken aan een uitgerekte Mini, wat de Maxi als serieuze gezinsauto enigszins ondermijnt. Het dashboard is eenvoudiger, pedalen en zitpositie liggen enigszins onhandig geplaatst, en het sturen is niet bekrachtigd. Mechanisch gebruikte de Maxi hydrolastic/hydragas‑vering (veerbollen verbonden per as) die de overhellen minimaliseert, maar dit systeem vereiste onderhoud en leidde na jaren tot problemen omdat onderdelen (veerbollen) buiten productie raakten. De Maxi had als troef een standaard vijfde versnelling en een achterbank die voor‑ èn achterwaarts kon worden geklapt; door het lage laadniveau van de achterklep is beladen in de Maxi bovendien makkelijk.
Verschillen in rijeigenschappen en ervaring
In de testervaringen voelt de Renault 16 “modern” en uitnodigend: levendige motor, goede afstemming van aandrijving en besturing, comfortabel chassis. De Maxi daarentegen rijdt ouderwetser: minder directe motorrespons, onlinegendheden in de stuuropbouw (weinig zelfcentrering) en soms onhandige handelingen (bijvoorbeeld bij de achteruit). De Maxi blinkt uit in praktische laadmogelijkheden en standaard vijfversnellingsbak, maar de lage zitpositie en het minder spontane motorkarakter wegen voor liefhebbers minder zwaar dan de “X‑factor” van de 16. Samenvattend kiezen de auteurs voor de Renault als aantrekkelijke en meer overtuigende klassieker.
Productie, modellen en nasleep
De Renault 16 werd in Sandouville (later ook Flins en enkele assemblageplaatsen in Marokko, Canada en Australië) gebouwd; vanaf de introductie waren er verschillende motoren en uitrustingsniveaus (GL, GLS, TS, TX) en meerdere facelifts (1971, 1974). Topversies boden sterke motoren, vijfversnellingsbakken en luxere opties; in totaal zijn ruim 1,8 miljoen exemplaren geproduceerd tussen 1965 en 1980. De 16 zette een trend: de vijfde deur werd in de jaren die volgden breed toegepast in middenklasse‑modellen.
De Austin Maxi werd uitsluitend in Cowley (Oxford) gebouwd; motoren kwamen uit Longbridge. De eerste 1.485 cc‑motor was te zwak, later werd een 1.748 cc‑blok toegepast en vanaf 1972 kwam er ook een dubbele carburateurvariant. De Maxi kende productiestoringen en reputatieschade in het eerste jaar, werd na korte tijd herzien, maar kreeg verder weinig varianten of doorontwikkeling. Een facelift eind 1980 leidde tot de Maxi2, maar in 1981 viel het doek: circa 450–470 duizend gebouwde exemplaren, daarna opgevolgd door de Maestro.
Context en betekenis
Renaults keuze om de vijfde deur in de middenklasse te introduceren bleek uiteindelijk invloedrijker dan de meer spectaculaire, maar technisch specialistischer innovaties van tijdgenoten zoals de Citroën DS (hydropneumatische vering). De 16 maakte de hatchback‑vorm praktisch en acceptabel voor middenklassers; dat model hielp de markttransitie van traditionele sedans naar meer functionele, veelzijdige carrosserieën. De Maxi illustreert hoe goed een idee — vijfde deur in een middenklasser — kan stranden door organisatorische beslommeringen, late aanpassingen en beperkte doorontwikkeling, waardoor een potentieel baanbrekend model achterbleef bij zijn mogelijkheden.
Conclusie
Beide auto’s waren pioniers in hun markten: Renault won met lef en uitgekiende uitvoering, de Maxi bood interessante technische vondsten en praktische details maar leed onder ontwikkelingstrauma’s en gebruiksongemak. Voor liefhebbers van rijbeleving en coherente uitvoering blijft de Renault 16 de aantrekkelijkere klassieker; de Maxi is een sympathieke maar gemiste kans binnen de Britse autogeschiedenis.