Dit zijn exotisch ogende coupés met een saaie motor

zondag, 9 november 2025 (07:23) - Autoblog.nl

In dit artikel:

Honda herintroduceert recent de Prelude: een gedurfde terugkeer naar de twee‑deurs coupé terwijl de markt juist veel nichemodellen schrapt. Toch blijkt uit specificaties en rijtesten dat de nieuwe Prelude geen pure sportwagen is: hij gebruikt de hybride aandrijflijn uit de Civic waarin de benzinemotor vooral als generator fungeert, gekoppeld aan een CVT. Dat illustreert het centrale thema van het stuk: auto’s die er exotisch of sportief uitzien, maar onderhuids vaak gewone, gebruikte of zelfs bescheiden motoren verbergen.

Het artikel loopt een reeks voorbeelden na van zulke ‘flitsende vorm, brave krachtbron’-coupés (grotendeels motoren onder 200 pk) en legt uit waar die motoren vandaan komen en waarom de rijbeleving vaak weinig verschilt van meer praktische broertjes en zusjes.

Belangrijke voorbeelden:
- Audi TT (8J) TDI — 2.0‑litre viercilinder diesel, 170 pk. De TT oogt als sportwagen, maar de TDI‑motor is gedeeld met A3/Golf‑varianten; verrassend, maar niet heroïsch.
- DeLorean DMC‑12 — PRV V6 2.8, 132 pk. Iconische koets met vleugeldeuren en roestvrij staal, maar een zachtaardig, middensegment‑V6 rendeert onvoldoende voor echte sportpret.
- Honda CR‑Z GT — 1.5 IMA‑hybride, ~137 pk. Modern coupe‑design maar mechanisch verwant aan de zuinige Jazz; rijdt ook zo.
- Hyundai Veloster 1.6 GDi — 1.6 atmosferisch, 140 pk. Exotische looks (asymmetrische deuren), maar motorisatie is grotendeels gelijk aan i30/Tucson.
- Lamborghini Urraco P200 — 2.0 V8, 182 pk. Een ‘instap‑Lambo’: klein blokje met relatief weinig vermogen voor het uiterlijk en merkstatus.
- Peugeot RCZ THP155 — 1.6 THP, 155 pk. Coupé met karakteristieke lijn, maar motoren gedeeld met 308/508; uitstraling doet het meeste werk.
- Saab Sonett III — 1.7 V4, ~65 pk (latere versies iets meer). Klassieke kleine Saab‑sportwagen die vooral esthetisch opvalt; mechanisch eenvoudig en bescheiden.
- Toyota 86 — 2.0 atmosferisch, ~200 pk. Licht, achterwielaangedreven en bedoeld voor rijplezier, maar in sprinten en pure cijfers niet bijzonder snel.
- Toyota Celica 1.6 (begin jaren ’90) — 1.6, ~105 pk. Basisversie van een iconische naam met veel rallyhistorie, maar als instapmodel verrassend tam.
- Volkswagen SP2 — 1.7 boxer achterin, 65 pk. Braziliaanse stylingparel die in werkelijkheid een eenvoudig Type‑3‑mechaniek heeft; vormgeving verraadt soms verkeerde veronderstellingen over motorlocatie.
- Volkswagen XL1 — 0.8 tweecilinder diesel + elektrische hulp, totaal 69 pk. Ultra‑efficiënte, superlicht plug‑in met supercar‑achtige uiterlijke keuzes maar puur op zuinigheid gericht.
- Volvo P1800 — 1.8 viercilinder, ~100 pk. Mooiste lijnen en iconische status; motorisering van middenklasse‑sedans maakte de P1800 geen echte snelheidsduivel.

Bonusvermelding: Alfa Romeo 4C — 1.75 turbo, 240 pk. Bijzonder rijpaket met carbon monocoque en mid‑engine lay‑out; hoewel de viercilinder relatief bescheiden lijkt voor het exotische totaalplaatje, levert hij in deze toepassing wél een sensationele ervaring.

Waarom gebeurt dit? Fabrikanten willen met beperkte ontwikkelingskosten oogstrelende modellen aanbieden, voldoen aan efficiency‑ en emissieeisen en gebruikmaken van bestaand motormateriaal. Dat leidt tot coupés die qua uiterlijk een sportwagen beloven, maar qua aandrijflijn vaak praktische of zuinige roots hebben. Soms werkt dat prima — de look is bepalend voor kopers — en soms voelt het misplaatst wanneer het totaalbeeld naar echte sportprestaties neigt maar de motor dat niet ondersteunt. Kortom: auto’s kunnen emotie en aantrekkingskracht bieden zonder dat hun hart letterlijk bij de straatracers thuishoort.