Dubbeltest: BMW 5-serie Touring vs Audi A6 Avant - Oldschool stations zonder stekker

zondag, 24 augustus 2025 (16:18) - AutoWeek

In dit artikel:

Audi zet opnieuw in op een conventionele, benzine-aangedreven stationwagon: de nieuwe A6 Avant staat nog gewoon naast de elektrische A6 E-tron. Audi had kort overwogen benzine‑modellen oneven en EV’s even te nummeren, maar dat bleek te verwarren; de Avant draagt daarom gewoon de A6‑naam en staat op het zogenoemde Premium Platform Combustion, een doorontwikkeling van het oudere MLB Evo. De volledig elektrische A6 E‑tron daarentegen staat op het PPE‑platform dat ook Porsche en andere Audi‑EV’s gebruiken.

In Nederland is het leveringsgamma beperkt: de reguliere 2.0 TFSI is beschikbaar en er komen plug‑inhybriden met viercilinders, maar geen 2.0 TDI of 3.0 V6 zoals op sommige andere markten. Belangrijke comfort‑ en dynamiekopties (luchtvering, vierwielsturing) zijn enkel beschikbaar op uitvoeringen met quattro‑aandrijving, waardoor de instapversie deze finesse mist.

De A6 Avant is vergeleken met een BMW 520i Touring/ sedan. Beide testauto’s hebben een 2,0‑liter viercilinder turbo; Audi loopt met 204 pk iets voor op de benzine‑BMW (190 pk), maar BMW compenseert met een kleine elektromotor in een mild‑hybride opzet die het totale systeemvermogen naar 208 pk tilt. Technisch verschillen ze verder: Audi gebruikt een zeventraps dubbele koppeling, voorwielaandrijving is standaard; BMW heeft een achttraps torque‑converterautomaat en stuurwielaandrijving (xDrive optioneel bij andere varianten).

Rijervaring: de A6 voelt solide en stil, ideaal voor veel kilometers en lange snelwegritten. In de eerste kilometers kan de besturing wat afstandelijk aanvoelen en de neus moet af en toe bijgestuurd worden, maar de wegligging blijkt na verloop van tijd zeer overtuigend. Toch mist de Avant ultieme verfijning zonder quattro/luchtvering; voorwielaandrijving doet in dit segment enigszins afbreuk aan de beleving. De BMW heeft hier een duidelijk voordeel: het adaptieve onderstel en vierwielsturing (in de testauto aanwezig) geven meer feedback, verfijning en een meer aansprekende bestuurdersconnectie. Dankzij de elektromotor en soepele automaat voelt de 5‑serie bijzonder soepel en vlot in alledaags gebruik; de Audi‑motor is daar minder onderin, en de DCT kan bij lage snelheid voor onhandige aanzetten of zelfs wielspin zorgen.

Interieur en multimedia: Audi kiest voor een strak, hoogwaardig en technologisch interieur met twee grote, doorlopende schermen en zelfs een apart touchscreen voor de passagier. Materialen en ruimte — vooral achterin — zijn uitstekend; de Avant is een echte gezins‑ en reisauto. De BMW biedt een warmer, iets traditioneler interieur met fijne details (onder meer speakers en de nog aanwezige iDrive‑draaiknop) maar het infotainmentsysteem kan onoverzichtelijk zijn door veel rijstanden en menu’s. De kofferbak van de Audi is iets kleiner dan die van de BMW, maar niet problematisch voor dagelijks gebruik.

Prijs en positionering: basisprijzen liggen dicht bij elkaar; de Audi start iets gunstiger, maar opties maken snel een forse prijsverschil. Voor wie meer vermogen wil bij Audi blijft de komende e‑hybrid quattro met viercilinder de weg omhoog; diesels en zescilinders zijn in dit tijdperk steeds schaarser, al biedt BMW nog enkele dieselvarianten in hogere klassen.

Eindoordeel in het kort: de A6 Avant is een zeldzame, comfortabele en keurig afgewerkte benzine‑stationwagon — ideaal voor veel kilometers en gezinnen — maar ten opzichte van de BMW 5‑serie mist hij dynamische finesse en de soepele aandrijfkarakteristiek die de 5‑serie zo aantrekkelijk maakt. Voor puur rijplezier en verfijnde dagelijksheid pakt BMW de winst; voor rust, kwaliteit en praktijkgerichte ruimte blijft de Audi een sterke keuze.