Duitse automerken té afhankelijk van China: 'We maken te veel winst'
In dit artikel:
Duitse autofabrikanten zijn steeds dieper verstrengeld met China ondanks groeiende geopolitieke risico’s. Tussen 2023 en 2024 stegen Duitse investeringen in China met 69 procent tot 4,2 miljard euro, waarbij de auto-industrie ongeveer twee derde van het totaal voor haar rekening neemt. BMW, Mercedes en Volkswagen beschouwen China als hun belangrijkste afzetmarkt: er worden er elektrische modellen ontwikkeld, gebouwd en zelfs geëxporteerd. BMW investeert miljarden in batterijproductie en R&D in Shenyang; Mercedes verplaatste zijn strategietop naar Beijing; Volkswagen noemt China zijn tweede thuis.
De drijfveren zijn duidelijk: hoge winstmarges, enorme volumes, aanhoudende groeikansen en lagere kosten dan in Europa. Tegelijk waarschuwt de Duitse politiek al jaren voor overafhankelijkheid en pleit voor “de‑risking”, maar concrete maatregelen blijven uit. Er bestaat een patstelling: bedrijven vrezen verlies van winst of banen, de staat wil niet alle kosten dragen en consumenten willen geen hogere prijzen — niemand is bereid de rekening te betalen.
Praktische kwetsbaarheid werd duidelijk toen chipleverancier Nexperia de levering enkele dagen stopzette en die beslissing direct leidde tot serieuze productieproblemen bij Duitse autofabrikanten. Sommige kleinere en middelgrote ondernemingen, zoals 4Jet, hebben zich teruggetrokken uit China en alternatieven als India gevonden, maar de grote concerns zitten te diep vast. Kanselier Merz heeft een nationale veiligheidsraad en een economische veiligheidsstrategie opgezet en waarschuwt dat de staat niet alle risico’s zal dekken, maar vooralsnog blijven investeringen stromen: winst overwint de strategische risico’s.