Freek hing motor Honda Civic Type R in zijn Toyota MR2 en schroefde er een turbo op - Kloppend Hart

vrijdag, 19 september 2025 (16:18) - AutoWeek

In dit artikel:

Het spreekwoord “Toyota bouwt auto’s, Honda bouwt motoren” bracht Freek Gemmeke uit Amersfoort op het idee om die twee te combineren. Hij nam een 1992 Toyota MR2 (middenmotor, achterwielaandrijving) met 330.000 km en verving de originele 2.0 3SGE-motor door een K20A2 uit een Civic EP3 Type‑R (2003), inclusief versnellingsbak. De Civic-motor was hoogtoerig, sterk en betrouwbaar — precies wat Freek zocht omdat hij de MR2 sportiever en directer wilde laten schakelen dan met het origineel.

De wissel verliep sneller dan verwacht: dankzij overeenkomsten in lay‑out zat de motor in één weekend en draaide hij het volgende weekend al. Toch waren diverse aanpassingen noodzakelijk: ander spruitstuk, sterkere koppeling, sperdifferentieel, watergekoelde intercooler, nieuwe motorsteunen, aandrijfassen, aangepaste kabelbomen en brandstofleidingen. Waar mogelijk gebruikte Freek originele Toyota‑ en Honda‑onderdelen; enkel specialistwerk zoals het lassen van een passend spruitstuk besteedde hij uit. De motor bleek lichter dan de oude, wat positief uitpakte voor verbruik, wegligging en rijgevoel.

Interieur en elektronica bleven grotendeels onaangeroerd: het leer van de stoelen was nog goed, maar Freek verving het economische controlelampje door een shift‑light, monteerde een air/fuel‑ratio‑meter en kan met een tablet via de ECU alle vitale waarden aflezen — handig tijdens circuitgebruik. Het aanpassen van het schakelmechanisme kostte veel tijd; de armpjes moesten “omgekeerd” worden zonder dat het zichtbaar was.

Na uitgebreid testen op circuits bleek één klein probleem: aandrijfassen trilden in scherpe linkerbochten; dat werd verholpen voordat de RDW‑keur (makkelijker omdat het een auto van voor 1998 betreft) succesvol werd doorlopen. Wat wél tegenviel was het geluid van de uitlaat; een stillere demper maakte de beleving minder, waarna Freek impulsief een losse turbo aanschafte. De turbo‑ombouw kostte circa €15.000 — ongeveer evenveel als de auto plus de Civic-techniek — maar leverde volgens hem pure rijvreugde op: de fluitende turbo tovert telkens een glimlach op zijn gezicht.

Om het hogere vermogen veilig te reguleren monteerde hij remmen van een MR2 Turbo; de zwaardere Supra‑remmen die hij heeft liggen zijn nog niet nodig geweest. De wielen zijn gesmede exemplaren van een Nissan 350Z (lichter en sterker dan gegoten velgen). De enige praktische beperking die overblijft is inlaatkoeling bij intensief circuitgebruik in warme omstandigheden; met wat gas terugnemen en turbodruk omlaag blijft dat beheersbaar.

Freeks ervaring is dat de ombouw goed te doen is voor mensen met serieuze sleutelervaring; hij vindt het inbouwen van de Honda‑K20 eenvoudiger dan sleutelen aan een originele MR2 Turbo. De resultaten zijn meer vermogen, een sportiever, hoogtoerig karakter en verbeterde betrouwbaarheid (oude MR2‑kwaaltjes zoals pruttelen bij regen door een distributiekap zijn verdwenen). Met de KW V3‑schroefset en rubbere motorsteunen is de auto ook als reiswagen comfortabel genoeg — Freek en zijn vriendin plannen zelfs een roadtrip naar Noorwegen en hij nam de auto al mee naar circuits als Zandvoort, Assen en de Nürburgring.

Toekomstplannen zijn vooral praktisch: roest verder aanpakken; een grotere Honda‑motor (2.4) was ooit in gedachte, maar momenteel presteert de K20A2 naar tevredenheid. De MR2, bijgenaamd “Brum”, blijft voorlopig in zijn bezit: de combinatie van rijplezier en uniciteit maakt verkoop onwaarschijnlijk.