Menig BX-rijder zal moeite gehad hebben met duurdere Citroën Xantia en de ZX met stalen veren
In dit artikel:
In 1992 introduceerde Citroën de Xantia: een duidelijk zwaardere, steviger en prijziger middenklasser die zich visueel en technisch onderscheidde van zijn voorgangers. Met strakke lijnen, lange wielbasis, scherpe neus en korte kont oogde hij elegant en statusvol, iets wat door liefhebbers en reageerders vaak als beeldschoon wordt omschreven.
De Xantia nam de plaats van de BX in, een model dat te licht en te onduidelijk gepositioneerd bleek tussen C- en D-segment. Citroën splitste die markt: de eenvoudiger kopers gingen naar de ZX, terwijl de Xantia het hoger geprijsde deel van de prijslijst kreeg—een strategische stap richting een meer premium imago, vergelijkbaar met latere keuzes binnen Stellantis (bijv. Citroën C4 versus DS N°4).
Een van de sterkste troeven was het comfort dankzij het bekende hydropneumatische veersysteem; op topversies kwam het geavanceerde, elektronisch gereguleerde Hydractief II. Tegelijk betekende de prijsstijging dat oude BX-rijders soms afscheid moesten nemen van dat vertrouwde rijcomfort, omdat de goedkopere opvolger ZX conventionele veren kreeg.
Al met al toonde de Xantia dat Citroën serieus wilde concurreren in een hoger segment: hoogwaardige afwerking, solide bouw en prestigieuze uitstraling maakten van de stap een gedurfde maar succesvolle koerswijziging.