Smartphone geeft andere snelheid aan dan snelheidsmeter van auto: op deze moet je echt vertrouwen
In dit artikel:
Bestuurders zien regelmatig een verschil tussen de snelheid op het dashboard en die van hun telefoon of Apple CarPlay. Bijvoorbeeld: de teller van de auto toont 105 km/h terwijl Google Maps of Waze 100 km/h aangeeft — bij een flitspaal kan dat tot twijfel leiden over welke waarde je als leidraad moet nemen.
EU-regels bepalen dat een snelheidsmeter nooit te laag mag aangeven; fabrikanten zorgen er daarom voor dat het dashboard de werkelijke snelheid licht overwaardeert. Wettelijk is een afwijking van maximaal 10% toegestaan, in de praktijk ligt die bij veel moderne auto’s rond de 5% of zelfs lager. Dat levert een ingebouwde marge op die het risico op boetes verkleint. De nauwkeurigheid kan echter veranderen bij andere banden/velgen en veel moderne voertuigen geven ook een geluidssignaal als je het limiet overschrijdt.
Navigatie-apps meten snelheid via GPS en bepalen die door veranderingen in positie te berekenen, waardoor ze vaak dichter bij de werkelijke rijsnelheid zitten. GPS-metingen zijn wél kwetsbaar voor storingen in smalle straten, tussen hoge gebouwen, in tunnels of bij zwak signaal en slecht weer.
Conclusie en advies: als je met zekerheid boetes wilt vermijden, is het verstandiger uit te gaan van de snelheidsmeter van de auto en je aan de wettelijke limieten te houden. Navigatie kan als aanvullende controle dienen, maar is niet onfeilbaar.