Test: BMW 3.0 CSL - Bewijs dat rijplezier niet per se in de hoeveelheid pk's zit
In dit artikel:
De BMW 3.0 CSL verscheen als lichtgewicht coupé vlak voordat BMW Motorsport GmbH in 1972 officieel van start ging, en werd dankzij zijn pure opzet en zescilindermotor al snel een dominante kracht in het Europese toerwagenkampioenschap. De CSL is voortgekomen uit de 2800 CS (1968), gebouwd door Karmann, maar kreeg onder leiding van Alpina een serieuze dieetkuur: minder isolatie, plexi-achterruiten en aluminium motorkap, kofferdeksel en portieren scheelden ongeveer 200 kg. Omdat homologatie een straatversie vereiste, rolde er ook civiele CSL’s uit, soms met comfortpakketten die het gewicht weer deden toenemen.
Racen en jeugd in de sport
Alpina speelde een cruciale rol bij de ontwikkeling van de CSL en leverde ook herkenbare 20-spaakswielen en interieuraccenten (Alpina-logo op stuur en pook). Motorsportteams als Alpina zelf en Schnitzer zetten de CS/CSL succesvol in de racerij; coureurs als Niki Lauda, James Hunt, Jacky Ickx en John Fitzpatrick maakten naam in deze auto’s. De circuitversie ging nog eens 200 kg lichter en kreeg een 3.340 cc motor met circa 360 pk en een magnesium vijfversnellingsbak — een laatste iteratie van BMW’s tweekleps-sportmotoren. In 1972 werd BMW Motorsport GmbH opgericht, waar Jochen Neerpasch topcoureurs aantrok, waaronder Toine Hezemans en Hans-Joachim Stuck.
Rijeigenschappen en beleving
De ervaring achter het stuur van een originele CSL is onverbloemd analoog: geen kunstmatige geluidseffecten, geen opgeblazen wielen of hulp-elektronica, maar een directe, rauwe sensatie. Het zescilinderblok levert een volle, boterachtige soundtrack die vooral in tunnels indrukwekkend uit de verf komt. Mechanisch schakelen is tastbaar en precies; de vierbak heeft lange overbrengingen, waarmee je in twee relatief gemakkelijk 100 km/h haalt. Het blok houdt van toeren maken: tussen 2.500–3.000 tpm verandert de zware brom in een aangenaam, ongestoord gezang zonder trillingen.
Dynamisch gedraagt de CSL zich typisch voor een auto met lange neus: aanvankelijk neigt hij naar onderstuur, maar bij juist motortoerental en gas kan dat snel omslaan in krachtige oversteer — driftmogelijkheden liggen dus binnen handbereik, mits veilig toegepast. De onbekrachtigde besturing is niet hypercommunicatief in middenstand maar reageert direct zodra je instuurt. Ondanks de ouderwetse ophanging en relatieve smalle banden rijdt de CSL verrassend beschaafd: schokdempers dempen genoeg om comfortabel te cruisen zonder dat de koets in bochten overdreven helt.
Interieur en praktische kanten
Het interieur ademt jaren zeventig: kleine kuipen van Scheel geven goede ondersteuning, al oogt de hoofdsteun opvallend laag voor sommige bestuurders. Veel straat-CSL’s zijn uitgerust met comfortopties — glas in plaats van plexi, extra isolatie, stuurbekrachtiging — waardoor ze zwaarder en minder rauw werden dan de pure homologatie-exemplaren. Desondanks blijft de rijervaring intens; het ontbreken van moderne ruitjes aan rijhulp en elektronische overvolging zorgt voor een complete, zintuiglijke beleving van autorijden: horen, voelen en zelfs ruiken.
Prestaties en verhoudingen tot nu
Oorspronkelijk leverde de CSL rond de 180 pk; latere injectieversies en varianten kwamen tot ongeveer 200–206 pk. Dat klinkt bescheiden naast hedendaagse EV’s of hyper-PK monsters zoals een moderne M5, maar de auto compenseert met directheid en betrokkenheid: acceleratie naar 100 km/h vindt plaats in ongeveer 7 seconden, top- snelheden liggen rond de 213–220 km/h afhankelijk van versie. De raceversies waren veel sneller en toonden hoeveel potentie er in het concept zat.
De “Batmobile”
Laatste series konden optioneel een conspicu- euspakket krijgen met voorspoiler, dakspoiler en de grote achtervleugel die de auto de bijnaam “Batmobile” gaf. Omdat er geen algemene goedkeuring (ABE) voor was, werden die spoilers in de kofferbak meegestuurd — legaal op de weg kon je ze destijds niet standaard monteren, wat de Batmobile-uitvoeringen extra zeldzaam maakte.
Waarom de CSL nog steeds fascineert
De 3.0 CSL is geliefd omdat hij puur en eerlijk is: geen overbodige elektronica, een karaktervolle motor en een direct rijgevoel dat moderne auto’s vaak niet meer bieden. Hij won races, bepaalde deel van BMW’s motorsportidentiteit en laat zien dat rijplezier niet enkel afhankelijk is van cijfers op papier. Voor liefhebbers staat de CSL symbool voor een tijd waarin techniek en coureur directer met elkaar inhaken — een belevenis die bij moderne, krachtige maar vaak geëmuleerde auto’s soms verloren is gegaan.
Korte technische kengetallen (indicatief)
- Bouwjaren: 1971–1975
- Cilinderinhouden: circa 2.985 – 3.153 cc
- Vermogen straatversies: rond 180–206 pk
- Topsnelheid: grofweg 213–220 km/h
- 0–100 km/h: circa 6,9–7,3 s
Al met al blijft de BMW 3.0 CSL een icoon: een race-afstammeling die op de openbare weg puur rijdersplezier levert en een belangrijke schakel vormt in de geschiedenis van BMW’s motorsportambities.