Test middenklassers: strijd BMW en Alfa Romeo verloopt anders dan je denkt

In dit artikel:

Op het testcircuit blijken de BMW 330i xDrive (met M Sportpakket) en de Alfa Romeo Giulia 2.0 Turbo Q4 Veloce allebei sportieve bedoelingen te hebben, maar de BMW neemt snel de leiding. De doorslaggevende factor is de elektronica van de Alfa: het ESP (stabiliteitsprogramma) grijpt vrij rigoureus in en kan bij deze 2.0 Q4 niet volledig worden uitgeschakeld, waardoor de Giulia niet haar volledige dynamische potentieel kan tonen. Dat uit zich in vroeg ingrijpen van het vangnet en een neiging tot onderstuur.

Stuurgevoel en chassisafstemming spelen ook in het nadeel van de Alfa: de test-Giulia reageert rondom de middenstand scherp, maar is over het verdere stuurverloop minder direct, waardoor je het stuur “verder moet draaien” om een bocht te ronden. De BMW voelt daarentegen levendiger aan op de input van de rijder, ondanks dat er volgens de test maar ongeveer vier kilogram verschil tussen de twee zit. Het M Sportpakket levert bij de BMW sportstoelen, variabele sportbesturing, adaptieve demping en grotere remmen die samen voor betere feedback en hogere haalbare snelheden zorgen.

Beide auto’s hebben vierwielaandrijving die het meeste vermogen naar de achterwielen stuurt, en bij goed op temperatuur gebrachte banden komen ze pas later op hun limiet. Qua remprestaties blijft de BMW iets stabieler dankzij grotere schijven en andere klauwen, al is het verschil met de Alfa niet gigantisch.

Kortom: op het circuit is de BMW 330i xDrive duidelijk de snellere en beter te doseren keuze, maar dat maakt de Giulia 2.0 Turbo Q4 Veloce niet slecht — na tien jaar is die nog steeds verrassend capabel, alleen door elektronische begrenzing minder vrij in de sportieve setting.