Vergeet de 190E 2.5-16 Evo 2, deze Brabus 3.6S is de bruutste Mercedes 190 ooit!

zondag, 7 september 2025 (09:18) - AutoWeek

In dit artikel:

In 1989 bouwde Brabus in Bottrop een extreem uitgeklede en opgevoerde Mercedes 190 E: de 3.6S Leichtbau. Waar veel tuners zich richtten op uiterlijk vertoon, koos Brabus voor radicale techniek: een doorontwikkelde M103-zescilinder uit de E‑klasse kwam in het compacte W201‑koetswerk te liggen en werd opgeboord en geoptimaliseerd tot de 3.6S‑motor (ongeveer 3,6 liter, circa 272 pk en 365 Nm). De uitvoering verloor comfortvoorzieningen—airco, achterbank, vele bekledingen—ten gunste van lichte Recaro‑stoelen met harnassen, een rolkooi en meetinstrumenten in de middenconsole. Exterieur en details zijn flamboyant: felrood, hoogglans zwarte accenten en een meegespoten grille.

Brabus’ aanpak gaat verder dan cosmetica: veel onderdelen werden zelf ontwikkeld en vervaardigd, en het doel was om in verhouding kleine modellen met buitenproportionele motoren te voorzien. De 190 E 3.6S Leichtbau geldt als een van de trendsetters waarin Brabus die filosofie duidelijk toonde; later zou het merk nog extremere builds afleveren (V12‑biturbo’s in onder meer de Rocket en Bullit die topsnelheden en wereldrecords haalden).

Historie van dit exemplaar: de Leichtbau verscheen met veel publiciteit, maar verdween al snel omdat klanten vooral complete, luxueuze interieurs bestelden. PR‑directeur Sven Gramm besloot het origineel na jaren zelf te reconstrueren: in avonduren en met hulp van collega’s bouwde hij het model tot in detail na, waarbij onvindbare onderdelen in de fabriek werden nagemaakt. Deze reconstructie duurde tien maanden; de huidige taxatiewaarde wordt rond €70.000 genoemd.

Rijervaring en techniek: ondanks het spartaans aandoende interieur is het onderstel verrassend comfortabel. De zescilinder levert vanaf circa 2.000 tpm een directe, lineaire trekkracht en blijft krachtig tot dicht bij de 6.500 tpm. Met een vijfbak en achterwielaandrijving voelt de acceleratie sterk en onverstoorbaar aan; vierde versnelling op de autobahn brengt je al ruim boven 200 km/h. Yokohama‑semislicks geven enorme grip—dat maakt remmen met de 286 mm schijven en het onderstel betrouwbaar, maar slijt de banden snel (een set haalt niet zelden slechts enkele duizenden kilometers). Koeling kreeg veel aandacht: extra oliekoelers vóór de radiator en een aparte koeloplossing voor het differentieel in de kofferbak, inclusief pomp en warmtewisselaar, houden componenten binnen veilige temperaturen bij langdurige hoge snelheden.

Vergelijkingen en positionering: vergeleken met iconen als de 190 Evo‑I/II of AMG‑modellen uit die tijd, blinkt de Brabus uit in pure acceleratie en rechtuit­snelheid. Gramm zegt dat hij met zijn Leichtbau makkelijk wegrijdt van een Evo I en dat een Evo II op topsnelheid vaak tekortschiet; de filosofie van Brabus is immers geen racedebuut maar individuele, motorgerichte extremen. In de late jaren tachtig opereerden ook AMG en Brabus vrij onafhankelijk, maar Brabus koos consequent voor nog grotere motoren en meer eksentrieke ingrepen: “Waar AMG ophoudt, daar beginnen wij pas,” aldus Gramm.

Belangrijkste cijfers in het kort: circa 272 pk en 365 Nm, gewicht rond 1.3 ton, 0‑100 km/h in ongeveer 6,3 s en een opgegeven topsnelheid rond 270 km/h. De 190 E 3.6S Leichtbau is daarmee een bewaard gebleven voorbeeld van tuning als vakmanschap én ongeremde ambitie uit de laatste decennia van de twintigste eeuw.